SchipWalWalSchip
Energie-uitwisseling tussen wal en schip klinkt simpel, maar de praktijk laat zien dat er veel uitdagingen zijn. Met de SES-subsidie onderzoekt SchipWalWalSchip energiebehoefte op schepen en aanbod aan de wal, zodat energie slimmer afgestemd kan worden.

Het project wordt uitgevoerd door een consortium van TechBinder, Power2Match, Techforce Innovations en Schneider Electric. Bram van den Boom (TechBinder) en Philip Roos (Power2Match) werken nauw samen in deze studie. “Wij van Techbinder komen van het schip naar de wal, en Philip komt met zijn kennis van de wal naar het schip in samenwerking met Schneider Electric”, illustreert Bram.
Geen kennis over energiebehoefte
De groeiende verplichting om schepen aan walstroom te koppelen heeft grote voordelen voor het milieu, maar legt ook druk op de infrastructuur. “Het probleem is dat men op schepen en terminals vaak geen idee heeft hoeveel energie nodig is. Dit leidt tot inefficiëntie en onnodige kosten”, vertelt Philip.
Daarnaast moeten havens omgaan met de uiteenlopende energiebehoeften van verschillende schepen, van zandschepen met een laag verbruik tot koelschepen die continu veel vermogen vragen. “De energiebehoefte van schepen fluctueert enorm, niet alleen per schip maar ook gedurende de dag. Soms liggen er drie schepen tegelijk aan de kade, elk met een ander energieprofiel”, zegt Philip. “En door groeiende netcongestie komen walstroomlocaties in de problemen, omdat vooraf niet duidelijk is wat ze kunnen verwachten.”
Energiebehoeften en beschikbaarheid afstemmen
Met hulp van de Smart Energy Systems subsidie kan SchipWalWalSchip aan de slag met een haalbaarheidsstudie en een kleine praktische pilot. Hierin onderzoeken ze hoe energiebehoeften van schepen en beschikbaarheid aan de wal beter op elkaar afgestemd kunnen worden.
“Het draait om inzicht”, legt Bram uit. “We verzamelen data met loggers op schepen en slimme walstroomkasten om het energieprofiel van schepen en de beschikbare capaciteit aan de wal in kaart te brengen. Zo meten we niet alleen het totale energieverbruik, maar ook hoe de energie wordt verdeeld over systemen zoals koeling, hijskranen en basisvoorzieningen. Aan de wal meten we wat er op welke momenten beschikbaar is aan kilowatturen.”
Een voorbeeld is het gebruik van duurzaam opgewekte energie: als er op een zonnige dag overschotten zijn, zou een koelschip zijn containers tijdelijk extra kunnen koelen. Dit verlaagt de druk op het netwerk op momenten dat de vraag stijgt.
“We testen of dit soort strategieën haalbaar zijn”, legt Philip uit. “Met de resultaten kunnen we een basis leggen voor toekomstige oplossingen. We hopen dat deze studie niet alleen een oplossing biedt, maar ook andere havens motiveert om soortgelijke stappen te zetten.” Philip ziet ook kansen voor nieuwe businessmodellen: “Schepen kunnen als flexibele energiegebruikers of buffers dienen, waardoor overschotten efficiënter worden benut.”
Rotterdam als ideale testlocatie
De keuze voor Rotterdam als testlocatie, Europa’s grootste haven, was logisch. “Hier hebben we de juiste schaal en een sterk netwerk,” legt Philip uit. “Rotterdam biedt een uniek ecosysteem waarin bedrijven openstaan voor samenwerking en innovatie, mits je hen betrekt op de juiste manier.”
Als de haalbaarheidsstudie slaagt, kan SchipWalWalSchip een model worden voor andere havens, terminals en reders. “Denk aan een haven waar energiegebruik dynamisch wordt afgestemd op vraag en aanbod,” zegt Bram. “Dat kan zowel kosten besparen als duurzamer zijn.”